Het zorg(leef)plan en de indicatie: hoe zit het?
Vanaf 1 januari 2015 indiceert de wijkverpleegkundige in de thuiszorg de zorg: zij bepaalt wat de cliënt nodig heeft, gezien zijn individuele situatie. Lezers van zorgleefplanwijzer.nl vragen zich af hoe het zorg(leef)plan en de indicatie met elkaar in verband staan. We zetten een aantal zaken op een rij.
Vanaf 1 januari 2015 indiceert de wijkverpleegkundige in de thuiszorg welke zorg de cliënt nodig heeft. Dit doet zij wijkverpleegkundige op basis van een anamnese en in afstemming met de cliënt. De anamnese (of het intakegesprek of startgesprek) zoals je die gewend bent te doen voor het opstellen van het zorgleefplan is hiervoor te gebruiken.
Normenkader
Voor het indiceren is een normenkader opgesteld en het zorgleefplan voldoet aan deze normen: (norm 3) Indiceren en organiseren van zorg is gericht op versterken van eigen regie en zelfredzaamheid van cliënten en het cliëntsysteem. Verpleegkundigen sluiten hiermee aan op de maatschappelijke noodzaak de zorg verantwoord uit te voeren. En norm 4: werken volgens de methodiek van het zorgleefplan ondersteunt de vraagverheldering, de diagnose (in de ouderenzorg vaak beschrijving van zorgbehoeftes genoemd), de planning van resultaten en interventies, de organisatie, de uitvoer en de evaluatie van zorg.
In de eerste lijn zijn participatie en wonen belangrijke onderwerpen
Elke organisatie werkt met een vorm van een plan, soms heet dat een zorgplan, soms een zorgleefplan, aan elk plan ligt een anamnese ten grondslag. De meeste anamneses zullen goed bruikbaar zijn voor het indiceren van de zorg. In de eerste lijn is het belangrijk dat die anamnese een maatschappelijke component heeft: het gaat niet alleen om de lichamelijke beperkingen van een cliënt, maar ook om de maatschappelijke consequenties van die beperkingen (is iemand nog in staat te participeren, mensen te ontmoeten, zinvol bezig te zijn buitenshuis, etc). Het zorgleefplan neemt die maatschappelijke component expliciet mee bij de vraagverheldering.
Indicatie en declaratie: verhouding nog onduidelijk
Hoe de vraagverheldering en de daaruit voortvloeiende indicatie en dus declaratie zich precies tot elkaar verhouden, is op dit moment nog niet duidelijk. De wijkverpleegkundige bepaalt aan de hand van de zorgvraag welke zorg ingezet moet worden binnen de kaders van de aanspraak zoals geformuleerd door het Zorginstituut ('verpleging en verzorging zoals verpleegkundigen deze plegen te bieden') .
Niet in producten denken
De wijkverpleegkundigen denkt dus niet in declarabele producten zoals persoonlijke verzorging of verpleging. Dat is ook niet gewenst want dan is zij niet meer bezig met haar beroepsinhoud. De wijkverpleegkundige moet als professional autonoom te werk kunnen gaan, dit garandeert onafhankelijkheid van financiële mogelijkheden en, heel belangrijk: cliëntgerichtheid.
Klinisch redeneren
Zoals gezegd is in het normenkader gesteld dat besluitvorming door de wijkverpleegkundige rond indiceren en organiseren van zorg plaatsvindt op basis van het verpleegkundig proces. De methode die verpleegkundigen daarbij hanteren is het klinisch redeneren. Dit proces bestaat uit vraagverheldering, diagnose, planning van resultaten en interventies, organisatie, uitvoer en evaluatie van zorg.
Professionele autonomie voorop!
Om te zien of de geïndiceerde zorg valt binnen de kaders die de zorgverzekeraar stelt, zou de zorgverzekeraar steekproefsgewijs een aantal zorg(leef)plannen kunnen controleren en toetsen of de geplande interventies passen binnen de aanspraak. Zo blijft de professionele autonomie van de wijkverpleegkundige gewaarborgd.
Overgangsjaar
Voor 2015 is er sprake van een overgangsjaar, dit betekent dat de zorgbehoefte die de wijkverpleegkundige vaststelt nog achter de schermen vertaald wordt naar de oude AWBZ producten. Dit betreft alleen het declaratieproces, en moet het zorginhoudelijk proces niet verstoren.
>>> Meer lezen over de indicatiestelling vanaf 1 januari 2015